Zin om de eerste hoofdstukken te lezen?
Hoofdstuk 1 - Marly
Ik moet héél erg naar de wc. Waarschijnlijk is het slechts aandrang door de zenuwen, want ik ben zojuist nog op het metrostation geweest. Vervolgens heb ik mezelf hier in het toilet van de gynaecologenpraktijk zo goed mogelijk schoongemaakt met nat wc-papier, want de wc op het station is natuurlijk smerig.
O nee, wat nou als er stukjes nat wc-papier zijn blijven plakken?!
Ik blaas mijn adem uit in een poging te ontspannen en begin met mijn voeten te wiebelen. Het heeft geen zin om mezelf nog gekker te maken, ik moet hier hoe dan ook doorheen.
Ik kijk om me heen en vang de blik van de vrouw schuin tegenover me in een van de comfortabele en stijlvolle fluwelen stoelen. Mijn stoel is nachtblauw, de hare donkergroen. Ze is de enige andere bezoeker op dit moment. Ze streelt haar dikke buik, kijkt af en toe op en dan geeft ze me een geruststellende glimlach.
Sommige mensen zijn echt op deze wereld gezet om al het vreselijke gespuis te compenseren, volgens mij.
Ik glimlach terug en staar weer naar mijn korte gele regenlaarzen, met daaronder een marmeren vloer. Hopelijk komt de service hier een beetje overeen met de chique en knusse inrichting… Zojuist aan de balie konden ze me in ieder geval niet vertellen wat ik kon verwachten. Wel dat mijn zorgverzekering via foster care deze praktijk dekt, waardoor ik dus niet naar dat vreselijke ziekenhuis hoef. ‘De verpleegkundige roept u zo naar binnen, zij zal u meer uitleg geven,’ zei de receptioniste. Dat helpt natuurlijk niet mee bij het onder controle krijgen van mijn zenuwen.
Zou het erg pijn doen? In filmpjes zie je altijd zulke grote eendenbekken die ze dan openschroeven en…
Ik ril, sluit mijn ogen en slik. Ik knijp de folder die ik heb gekregen fijn. Het kan nooit zoveel pijn doen als eergisteren, toch? Ik krijg buikpijn als ik terugdenk aan die avond: de hele reden dat ik hier zit.
Kelvin, mijn… ik denk dat je hem inmiddels wel een ‘vriend’ in de romantische zin van het woord kon noemen – nu niet meer – sloot om vier uur ’s nachts de bar af. Ik stond rillend op hem te wachten in mijn zwarte coltrui, aangezien de avonden dit jaar in september al flink koud zijn. De steeg waar de achterdeur op uitkomt was leeg en donker. Ik had hem die avond geholpen, ook al mag ik eigenlijk nog geen drank schenken. Maar ik heb het geld nodig en de bar van Kelvins kennis loopt fantastisch. ‘Je kunt gemakkelijk doorgaan voor eenentwintig-plus,’ stelde Kelvin me gerust. Ik ken hem via een meisje met wie ik, samen met nog drie anderen, een appartement huur. We hadden afgesproken dat, stel dát er politie kwam checken, ik vlug via een soort gangetje het pand zou verlaten.
Hoe dan ook, we waren klaar. Ik werk er nu twee weken en het verdient genoeg om enigszins fatsoenlijk te eten, verzorgingsspullen te kopen en mijn kamer te betalen. Ik liep achter Kelvin aan de steeg uit naar zijn gammele auto, en toen ik wilde instappen, bekeek hij me alsof hij héél erg verliefd op me was. Dat is natuurlijk mannenlichaamstaal voor ik-wil-seks, dat herkende ik heus wel, dus ik deed alsof ik achterlijk was. Zodra ik de autodeur opentrok, duwde hij ’m weer dicht en drukte me met mijn rug tegen de auto. Hij begon me te zoenen.
Ik vond Kelvin best een leuke en aardige jongen. Net als ik heeft hij in verschillende pleeggezinnen gezeten. Het is fijn om met iemand te praten die enigszins begrijpt waar je het over hebt.
Ik weet niet waarom ik reageerde zoals ik reageerde. Misschien was het inderdaad omdat Kelvin iets van zekerheid bood met dat baantje, ook al had ik dat continu tegenover mezelf ontkend. Het laatste wat ik wil is afhankelijk zijn van iemand anders, of mezelf vernederen in ruil voor een gevulde maag of een dak boven mijn hoofd. Maar ik had het gevoel dat er nu wel wat meer afhing van mijn zogenaamde onafhankelijkheid. Alsof ik hem stom genoeg meer macht had gegeven door hem me aan dat baantje te laten helpen.
We eindigden op de achterbank van zijn auto. Ik zei tegen mezelf dat ik me niet moest aanstellen, dat het er toch ooit van moest komen, ook al schreeuwde een ander stemmetje in mijn achterhoofd dat dit niet was zoals het zou moeten gaan. Dat ik mezelf niet al die jaren had weten te beschermen om dan nu… Maar het gebeurde.
‘Voorzichtig, oké?’ vroeg ik nog.
‘Hoezo, ben je nog maagd?’ grinnikte hij. ‘Dat geloof ik niet, zo’n lekker wijf met zulke tieten.’
Ik grinnikte terug, maar volgens mij ging het compleet langs hem heen dat mijn reactie cynisch was.
Eindstand: ik bloed nog altijd als een rund.
Nou ja, een rund is misschien wat overdreven, maar ik ben niet ongesteld en ik moet toch een inlegkruisje dragen. Er klopt iets niet. Bovendien heeft Kelvin geloof ik niet eens een condoom gebruikt.
Wat een shitshow.
‘Miss Reyes?’ hoor ik.
Met een ruk kijk ik op en ik zie een mollige, oudere verpleegkundige bij een open deur aan de overkant staan. Mooi, ik hou van oudere, aardig uitziende dames. Ik pak mijn nog-net-niet-versleten groene stoffen schoudertas en loop met een bibberende uitgestoken hand op de vrouw af. In mijn borst is het koud. Het is alsof ik ijslucht uitblaas, zoals Elsa.
‘Hallo, liefje,’ zegt de vrouw met korte bruine krulletjes – kleiner dan die van mij – en ze laat me de behandelruimte binnen.
‘Hi, ik ben Marly.’
‘Marly, ik ben Dawn. Is het je eerste bezoek aan een gynaecoloog?’
Ik knik, kijk om me heen. De spreekkamer is bijna… huiselijk ingericht, iets klinischer dan de wachtkamer. Naast het geblindeerde raam staat een behandelstoel met van die beugels waarbij je je benen uit elkaar moet doen, in de hoek staat een groot kamerscherm en er is een deur aan weerszijden van de ruimte.
Dawn gaat aan het bureau zitten. Niet achter de computer, maar in het midden, alsof ze met me mee is gekomen als chaperonne. ‘Neem plaats,’ zegt ze gebarend naar de derde stoel.
Ik ga zitten en Dawn legt een formulier voor me neer.
‘Dit mag je even invullen.’
Ik schrijf mijn klachten op en voel Dawn meekijken. Ik probeer zo oppervlakkig mogelijk te zijn, zo min mogelijk details te geven. Ze zullen hier vast met hun ogen rollen wanneer de zoveelste tiener binnenkomt en zegt dat ze het zonder voorbehoedsmiddelen heeft gedaan. Vanbinnen krimp ik ineen, voor de zoveelste keer. Ik wilde dat ik iemand bij me had. Barb. Ik zou willen dat Barb bij me was.
Verman je, Marly.
Onderaan staat de vraag of ik nare seksuele ervaringen heb waarmee ze rekening moeten houden. Mijn pen blijft boven het ja-vakje hangen, en uiteindelijk vul ik niets in.
Dawn bekijkt het formulier. Ik wil vragen of ik iets verkeerd heb ingevuld, al helemaal als ze me een twijfelachtige blik toewerpt, maar ik ben te zenuwachtig.
‘Goed,’ zegt ze dan warm, en ze staat op. ‘Je mag je achter het scherm uitkleden, maar als je nog even naar het toilet moet, kan dat ook in de badkamer.’
Godzijdank, er is een wc! Dan kan ik me nog even grondig wassen vanonder.
Ze haalt zo’n blauw papieren overjasje uit een lade, ingepakt in plastic. ‘Graag alles uittrekken, ook je ondergoed, en dit jasje aantrekken met de knoopjes voor. Als je klaar bent mag je op de onderzoeksstoel plaatsnemen.’ Ze wijst naar het ding met de beugels. ‘Het onderzoek bestaat standaard uit een borstonderzoek, toucheren en een uitstrijkje, dat stond ook in de folder die je hebt gekregen. Verder kun je de dokter alles vragen wat je maar wilt.’
O, de folder. Ik was te nerveus om die te lezen, net in de wachtkamer.
‘Hij komt over een minuut of tien, is nog even bij een andere patiënte.’
O néé toch! ‘Het is een man?!’
Dawn knikt onaangedaan. ‘Maak je maar niet druk, hoor. Ik ken geen aardigere arts. Niet tegen zijn zus zeggen!’ Dat laatste fluistert ze. ‘Heb je nog vragen?’
Het is een man. Waarom had ik in mijn hoofd dat ik sowieso door een vrouw onderzocht zou worden? Een vrouw zou me beter begrijpen. Waarom kiezen mannen überhaupt voor dit beroep?
‘Nee,’ zeg ik zacht.
‘Komt helemaal goed. Tot zo!’ Ze geeft me een klopje op mijn arm en verlaat de ruimte door een andere deur.
Ik glip de badkamer in, trek al mijn kleren uit en kom tot de conclusie dat ik niet meer heb gebloed op mijn inlegkruisje. Mooi is dat, zul je net zien wanneer je dan eindelijk naar de dokter gaat.
Er staat een bidet en ik was me grondig met water. Op de wastafel staat een zeepflacon, maar verder nergens. Ik besluit wat daarvan te gebruiken, ook al heb ik dat thuis al gedaan, en was me nog eens. Gelukkig zijn er geen restjes wc-papier te zien.
Het beste zou ik me helemáál kunnen douchen, want ik zweet behoorlijk en het stinkt. En natúúrlijk ben ik mijn deodorant vergeten…
Ik bind mijn bruine krullenbos boven op mijn hoofd vast, dat helpt altijd om helderder na te denken, en stap naar buiten met mijn spullen, die ik achter het kamerscherm op een stoel leg. Vervolgens neem ik met bonkend hart plaats op de comfortabel uitziende onderzoeksstoel. Bonkend hart, klamme handen en een spastische buik. Dawn is niet meer in de kamer, misschien licht ze de dokter in.
Net wanneer ik denk dat iemand me uit mijn lijden moet komen verlossen, gaat de deur open en ik schrik. Langzaam draai ik mijn hoofd in die richting. Een vrij lange, sterk gebouwde man komt binnen en houdt de deur open voor Dawn, die achter hem aan komt en de deur achter zich sluit.
‘Goedemiddag, Miss…’ Hij kijkt op van het blad op zijn klembord. ‘Reyes. Marly Reyes.’ Twee fronsende, bruine ogen ontmoeten de mijne.
‘Hi,’ zeg ik zo zacht dat ik het zelf bijna niet hoor, dus steek ik er een hand bij op.
Heel even denk ik iets van verbazing te zien, maar dat is net zo snel weer verdwenen. Hij ontsmet zijn handen naast de deur, loopt om de onderzoeksstoel heen en steekt zijn hand uit, die ik aarzelend schud. Zijn handdruk is warm en stevig, en de glimlach die hij me schenkt is de meest geruststellende die ik ooit heb gezien.
Nee, dat is niet waar. Barb had ook zo’n glimlach. Zo eentje waarvan je weet dat wat er ook gebeurt, er altijd iemand is die je opvangt.
‘Ik ben Marly.’
‘Marly, ik ben dokter Bailey. Aangenaam.’ Zijn stem is laag en zacht en hij oogt professioneel, en toch een beetje verlegen. Hij draagt een witte doktersjas over zijn vaalgrijze overhemd, een donkergrijze stropdas, en op het zilverkleurige naamplaatje op zijn borst staat R.E. BAILEY, MD. ‘Nerveus?’
Ik knik.
‘Komt allemaal wel goed.’ Hij knijpt even in mijn bovenarm. ‘En ik begrijp het als je liever door een vrouw wordt behandeld. Het is niet de bedoeling dat je je hier helemaal opgelaten voelt. Ze is echter vandaag niet beschikbaar.’
O. Dawn zal mijn schrikreactie wel hebben doorgegeven.
Ik schud mijn hoofd en glimlach uit beleefdheid, ook al zou ik inderdaad liever een vrouw hebben. Maar het feit dat hij het erkent en benoemt helpt al enorm. ‘Is oké.’
De dokter knikt en glimlacht vriendelijk. Dawn is aan het bureau achter de computer gaan zitten en geeft me een knipoog.
Ik kijk weer naar dokter Bailey, die, terwijl hij in een lade staat te rommelen, aan Dawn vraagt of er nog papieren doeken zijn. Dawn geeft aanwijzingen en de dokter vindt wat hij moet hebben. Ik ben niet goed in het schatten van leeftijden, maar ik vermoed dat hij begin dertig is. Of midden. Zijn haar is zwart – of bijna, althans – zit een beetje rommelig en toch netjes, en er zit een golfje of twee in. Zijn kaken zijn gladgeschoren en hij heeft een heel licht kuiltje in zijn kin. Wanneer hij opkijkt en de blauwe papieren doek naast me legt, glimlacht hij weer; hij heeft er ook een in zijn wang. De glimlach is verre van zelfingenomen, vérre van. Volgens mij heeft hij het aardigste gezicht dat ik ken. Dat van de Kerstman is er niets bij.
Natuurlijk moet de man die zo meteen mijn flamoes gaat inspecteren cute en knap zijn. Het universum dacht: laten we het nog wat ongemakkelijker maken voor Marly!
Net wanneer ik mijn blik wil neerslaan, zie ik zijn ogen naar mijn mond glijden, en hij fronst licht. Hij opent zijn mond, bedenkt zich en vraagt dan toch: ‘Ben je geopereerd aan een schisis, Marly?’
Wat heeft dat met mijn voortplantingsorganen te maken?
‘Ja, meneer. Als baby.’ Of moet je dokters met ‘dokter’ aanspreken?
‘Jaja,’ knikt hij, alsof dat logisch is.
Het komt niet vaak voor dat mensen ernaar vragen, aangezien het litteken gelukkig niet meer heel goed te zien is.
Hij staart me een tijdje fronsend aan, net iets te lang naar mijn idee, en gaat dan op het krukje naast het echoapparaat zitten. Hij pakt mijn formulier erbij. ‘Kun je me in je eigen woorden vertellen waar je zorgen liggen? Wat is er gebeurd?’
Ik geef heel beknopt en héél vaag een beschrijving van wat er eergisteren gebeurd is. Aan zijn frons te zien snapt hij er geloof ik niks van, maar hij knikt beleefd. Ik versta mijn eigen gemompel zelfs bijna niet. Hij kijkt nog eens op het formulier en als ik klaar ben, staat hij op en zegt: ‘Goed. Je mag het bovenste gedeelte van je jasje even omlaag doen en dan voer ik het borstonderzoek uit.’ Hij haalt een paar latex handschoenen uit een doosje dat op een roltafeltje ligt, waarop nog meer spullen liggen uit een Hostel-film.
Het lijkt me helemaal wakker te schudden.
‘Is dat echt nodig?’ flap ik eruit. Normaal klap ik dicht op dit soort momenten, zoals in Kelvins auto, maar ik denk dat ik me nu zelfverzekerd genoeg voel. Hij is best aardig.
De dokter kijkt ietwat verbaasd op. ‘Eh,’ hij wendt zijn blik af, bezig met zijn handschoenen. ‘Je bent natuurlijk pas achttien, dus in principe hoeft het niet, hoor. Maar ik raad het wel ten zeerste aan. Het is ook goed om te leren waar je op moet letten. Maar de…’ Hij wisselt een blik met Dawn. Ze schenkt hem een glimlach. ‘De keuze is uiteindelijk aan jou.’ Hij knikt naar me. ‘Voel je zeker niet bezwaard om nee te zeggen, dat is niet de bedoeling.’
Ik zucht diep. Vooruit, omdat-ie zo cute is, hoor ik mijn intuïtie zeggen. Intuïtiescan: deze arts is veilig. In gedachten rol ik met mijn ogen en met iets minder tegenzin maak ik de bovenste plastic drukknoopjes los. ‘Oké dan,’ zeg ik zacht, en hij schenkt me een meelevende glimlach waar mijn hart van overslaat. Ik probeer er niet aan te denken wat hij van mijn te grote borsten vindt, die een beetje hangen. Hij zal vast honderden borsten per jaar zien.
Zodra hij me aanraakt en ik een andere kant op kijk, ontspan ik gek genoeg. Het is niet meer ongemakkelijk. Het zijn dan ook geen sensuele aanrakingen; puur ‘zoekend’. Hij voert een paar bewegingen uit waarvan hij zegt dat ik ze moet onthouden, in een vaste volgorde om het zo gemakkelijk mogelijk te houden.
‘Dit moet je elke maand doen, bij voorkeur onder de douche. Beloof je me dat?’
‘Oké,’ zeg ik schor.
Zijn handen zijn warm onder zijn latex handschoenen. Het is wel gevoelig, maar niet pijnlijk. Enorm teder, alsof hij bang is om me pijn te doen.
‘Dus, Marly, waar kom je oorspronkelijk vandaan?’
O ja. Deze vraag…
‘New York. Overal en nergens.’
‘Aha.’
Wanneer ik opkijk, zie ik hem weer naar mijn bovenlip staren. Mijn littekentje. Hij switcht naar de andere borst.
‘Je hebt dus abnormale bloedingen na het vrijen. Dat heb je nog nooit eerder gehad?’
Hij heeft het net al gevraagd, maar blijkbaar was mijn antwoord dus wel érg vaag.
Ik schraap mijn keel, maar de woorden komen er alsnog bijna fluisterend uit. ‘Het was mijn eerste keer. En ik weet wel dat je dan meestal bloedt, maar ik bloed nog steeds.’
‘Oké,’ zegt hij zacht, en hij snuift eens, alsof het dagelijkse kost is om aan de borst van een meisje/vrouw te voelen. En dat is het voor hem natuurlijk ook.
‘Goed dat je bent gekomen, maar maak je niet bij voorbaat al te veel zorgen. Oké?’
‘Hij heeft geen condoom gebruikt.’ Ik slik. ‘Ik ben niet aan de pil.’
‘Dat vertelde je, ja. En je wilt niet zwanger worden.’
Ik schud geschokt van nee.
‘En het is korter dan 72 uur geleden?’
‘Ja. Eergisteravond.’
‘Oké. Nou, dat moet goed komen. Ik zag dat je een vrij regelmatige cyclus hebt.’ Hij haalt zijn grote warme handen weg. ‘Je borsten lijken in orde, maar dat had ik wel verwacht, gezien je leeftijd.’ Hij praat zo kalm.
Voor het eerst lukt het me om enigszins oprecht te glimlachen. Hij maakt alleen het bovenste knoopje van mijn jasje dicht, loopt opzij en de rest druk ik zelf dicht. Vervolgens slaat hij het papieren doek uit en drapeert het over mijn schoot. ‘Kom maar een beetje naar voren met je billen.’
Het is minder ongemakkelijk dan hoe ik het me had voorgesteld. Mijn hart bonkt niet meer – al is leuk anders – en mijn handen zijn niet meer klam.
Dawn verstelt de stoel voor me, klopt op mijn arm en gaat weer aan het bureau zitten. Dokter Bailey neemt plaats op het rolkrukje, helpt me mijn benen in de beugels te leggen en knipt een lampje aan dat naast hem staat.
‘Zal ik naast je komen zitten, liefje?’ vraagt Dawn.
Mijn automatische reactie is: ‘Nee, dank je wel, het gaat prima.’
Ze knikt en kijkt weer naar het computerscherm. Eigenlijk wil ik haar hand vastpakken. Waarom moest je nu weer zo koppig zijn, Marly?
Dokter Bailey rolt het tafeltje met instrumenten naar zich toe en begint met een fles. Glijmiddel. Ik staar maar gewoon naar het plafond. Ergens had ik gedacht dat ik zou terugdenken aan eergisteren, maar dat valt mee. Het valt reuze mee. Misschien komt het door de rustige sfeer hier.
‘Oké, ik ga je nu aanraken,’ begint hij, en ik huiver automatisch wanneer ik zijn vingers tegen me aan voel. ‘Gaat het?’
Ik knik.
‘Ik kom nog niet in je, ik kijk alleen of er eventueel wratjes zitten. Dat zou ook een oorzaak kunnen zijn van het bloeden.’
Hij spreidt me en o, dit is toch wel heel erg GÊNANT. Ik kruis mijn vingers in de hoop dat ik niet vreemd ruik, hoewel hij natuurlijk tientallen poezen op een dag voorbij ziet komen.
Dokter Bailey is stil en als ik naar beneden durf te kijken zie ik nog net zijn fronsende gezicht.
‘Is er iets mis?’ vraag ik paniekerig.
‘Nee hoor, niet voor zover ik zie, Marly.’ Dan zucht hij. ‘Was het erg pijnlijk, je eerste keer?’
Jeetje, is het daar dan een slagveld of zo?
Wanneer hij me aankijkt met die zachte gezichtsuitdrukking van hem en ik de vraag nog eens overdenk, ontstaat er een brok in mijn keel, dus ik knik alleen. Hij knikt bevestigend.
‘Gebruik je tampons? Menstruatiecups?’
Ik schud mijn hoofd.
‘Je hebt een vrij dik hymen. Het zit er nog voor een groot deel. Bij sommige vrouwen is het dik en goed doorbloed, andere hebben helemaal geen hymen. De functie ervan is eigenlijk dat er bij meisjesbaby’s geen ontlasting in de vagina komt. Het is allemaal wat gevoelig nu, dus ik vermoed dat je bloedverlies daar de oorzaak van is. Ik zie ook geen wratjes, hoewel ik daar zo nog even naar kan voelen. Het heeft tijd en rust nodig om te genezen. Ik zie in ieder geval geen open verwondingen.’
Ik knik een keer.
Hij kijkt op. ‘Met hymen bedoel ik het maagdenvlies, maar het is feitelijk geen vlies.’
‘Ik weet wat een hymen is,’ zeg ik schor, waarop hij tevreden glimlacht.
Hij spuit glijmiddel op zijn vingers en vertelt dat het volgende onderzoek wat oncomfortabel kan zijn omdat hij met twee vingers naar binnen gaat. Maar hij is zo zacht en teder dat ik nauwelijks pijn voel. Dit is wel even iets anders dan iemand die op je in ramt.
Eerst voelt hij aan de binnenkant van mijn vagina, dan duwt hij zachtjes op mijn buik, voelt vanbinnen, vraagt steeds of het nog gaat. Dan knik ik, want ik kan verder niks zeggen, en hij zegt: ‘Je doet het fantastisch, Marly.’
‘Thanks,’ antwoord ik, hoewel ik me meteen daarna afvraag of ik daar wel ‘dank je wel’ op hoor te zeggen.
Na dat onderzoek gaat hij over op de horrorinstrumenten, maar hij kiest gelukkig de allerkleinste eendenbek van de vier die er liggen.
‘Eigenlijk moet je binnenkort nog een keer terugkomen. Ook om bloed te prikken. Als je een soa hebt, is dat pas over een paar weken te controleren.’
Ik knik. Als hij me dan weer zo zachtaardig behandelt, vind ik het misschien niet eens zo erg.
Hij zegt me zo goed mogelijk te ontspannen en als ik wil een beetje tegendruk te geven, geeft me de tijd. Voor ik het weet zit dat ding er al in; het is zelfs smaller dan zijn twee vingers. Ik voel wat druk, hij vraagt of het nog goed gaat, ik knik. Heel diep in mijn binnenste kriebelt het, en dan is het alweer voorbij.
‘Heb je hiervoor geen enkel seksueel contact gehad?’ vraagt hij.
Maar ik ga op slot. Ik weet het antwoord niet, en als ik het wel zou weten, weet ik niet of ik het kan uitspreken. En dan, ineens, merk ik dat er tranen over mijn wangen lopen. Ik huil zonder een enkel geluid te maken.
Dokter Bailey drapeert de papieren doek over me heen en trekt zijn handschoenen uit. ‘Heb ik je pijn gedaan, Marly?’ vraagt hij zacht, en hij geeft een kneepje in mijn kuit.
Ik schud mijn hoofd.
Nee. Nog nooit heeft de aanraking van een man me zo weinig pijn gedaan. Fysiek of mentaal.
‘Mocht het toch zo zijn, dan mag je dat gewoon zeggen. Ook achteraf.’
‘Ik haal wel even een glaasje water,’ hoor ik Dawn mompelen.
Ik wil sorry zeggen, veeg mijn wangen droog. Wat zielig, straks denkt hij dat hij iets verkeerd heeft gedaan…
‘Alles ziet er heel normaal uit. Maak je niet te veel zorgen. Voor de zekerheid kom je over twee weken nog eens terug. Ik schrijf je voor nu een morning-afterpil voor en als je je menstruatie niet krijgt, mag je meteen bellen, ja? Ook als je pas een dag overtijd bent. Het komt helemaal goed.’
Ik voel een zacht, warm klopje op mijn blote voet. Hij biedt me zijn hand aan om rechtop te gaan zitten, mijn benen eindelijk weer tegen elkaar gedrukt. Ik haal mijn neus op, veeg mijn laatste traan weg. Dawn komt aan met een glaasje water.
‘Dank je,’ kan ik eindelijk weer uitbrengen, en ik neem een goeie slok. De dokter is inmiddels gaan staan. Als ik niet beter wist, zou ik zeggen dat hij zich wat onbeholpen beweegt. ‘Dank u wel,’ zeg ik tegen hem.
Hij knikt. ‘Sorry dat ik het niet leuker heb kunnen maken.’
Ik stoot een lach uit. Schud mijn hoofd. Een deel van mij wil hem een knuffel geven. Een alles-is-achter-de-rug-knuffel.
‘Goed. Dan zie ik je volgende keer waarschijnlijk wel. Bij de receptie mag je “over twee weken” doorgeven. Dat mag dus ook bij de andere arts, een vrouw, als je dat fijner vindt. Op de langere termijn heeft ze vaak wel tijd.’
Ik knik, haal een schouder op. Het maakt me niets uit. Ik heb het liefste hem weer, eigenlijk.
We geven elkaar een hand, hij wenst me het beste, en dan verlaat hij de spreekkamer.
Hoofdstuk 2 - Robin
Doordat ik vlak na het consult van Marly nog twee patiënten heb, lukt het me om me af te sluiten voor mijn zorgen. Maar zodra mijn pauze aanbreekt en ik bij het koffiezetapparaat op mijn koffie sta te wachten, dwalen mijn gedachten terug naar haar.
Marly, Marly, Marly.
Het kan bijna niet anders dan dat zij het is. Het toeval is echter wel heel cynisch vandaag…
Ze was bang, dat was duidelijk. Ze was alleen. Jonge vrouwen van die leeftijd komen zelden alleen. Ze nemen op z’n minst hun moeder mee, of een vriendin. Ik moet zo meteen maar eens haar verzekering checken.
Het komt niet heel vaak voor dat ik iemand met zo’n half-intact hymen onderzoek, maar al was er niets meer geweest; het was duidelijk dat het er niet zachtaardig aan toe is gegaan en dat maakt me witheet. Die dingen blijven moeilijk om te zien. Altijd, maar vooral bij zo’n meisje. Helemaal alleen. En dan die tranen. Ik vind tranen nog altijd lastig, want ik neem ze te persoonlijk – Willows woorden.
Dawn komt naast me staan, geeft me mijn koffie die ik was vergeten en kijkt me bezorgd aan terwijl ze een mok voor zichzelf zet.
‘Denk je dat ze verkracht is?’ vraag ik haar. ‘Dat meisje, Marly Reyes. Denk je dat we een melding moeten maken?’
‘Nou, ze is meerderjarig, Robin. En ja, de kans dat ze verkracht is, is groot. Ik heb haar een aantal foldertjes meegegeven.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Het is haar geraden dat ze terugkomt.’
‘Ze heeft een afspraak staan voor begin oktober. Bij jou.’
Ik kijk haar aan. ‘Woont ze hier in de buurt? Ze moet binnen dit district vallen.’
‘Ze heeft een adres opgegeven. Brooklyn, geloof ik.’ Dawn knijpt in mijn arm. ‘De volgende keer zal ik het subtiel aankaarten. Dan is ze ook al wat meer vertrouwd.’
‘Hm-m,’ mompel ik afwezig, en op dat moment komt Willow binnen. Blijkbaar giet het buiten, want haar vaalbruine haren zijn nat.
‘Kutherfst,’ gromt ze. ‘Ik dacht: wat een heerlijke dag is het vandaag! Laat ik eens gezond doen en naar de praktijk lopen.’ Ze schudt haar hoofd. ‘Zelfs de natuur wil niet dat ik afval. Iedereen is tegen me! Ik werd uit het niets aangevallen door een plensbui!’
‘Slechte dag gehad?’ mompel ik.
‘Hier, pak mijn koffie maar, schat,’ zegt Dawn, die mijn zus haar mok geeft. ‘Ik moet toch even naar het toilet.’
‘Dank je, Dawn,’ gromt Willow. Ze gaat aan de tafel in het midden van ons grote kantoor zitten en pakt haar laptop uit. Ze komt net uit haar vroege dienst in het ziekenhuis. Op de dagen dat ze niet in onze praktijk werkt, komt ze vaak wel nog even wat administratie bijwerken.
‘Ik had ruzie met een andere gyno.’ Willow trekt een Mars uit haar tas, rukt de verpakking open en werkt meteen de helft naar binnen. ‘Wat zijn die ouwe witte hetero gynaecologen toch vreselijk! Ik heb dezélfde opleiding als jij gehad, hoor, lúl!’ schreeuwt ze naar betreffende, niet-aanwezige gynaecoloog.
Ik trek een mondhoek op en laat haar vijf minuten gal spuwen.
‘Waarom kies je eigenlijk niet mijn kant, Robbie? Heb je niks te zeggen?’ Eindelijk kijkt ze op. ‘Wat is er?’ Inmiddels heeft ze haar Mars op en begint aan haar koffie, dus het monster in haar trekt zich langzaam terug.
‘Ik geloof dat ik… Marly vandaag op mijn spreekuur had,’ zeg ik zacht, met mijn armen over elkaar geslagen. Ik sta nog altijd bij het koffiezetapparaat.
‘Marly? Welke Marly?’ Willow zet haar laptop aan.
‘Als in… Marly.’
Fronsend kijkt ze me aan, en dan gaan haar wenkbrauwen iets omhoog. ‘Díé Marly? Echt waar? Maar hoe weet je dat?’
Ik haal mijn schouders op. ‘Ze had een schisislitteken.’
De verbaasde blik verdwijnt. ‘Dit is New York. Er lopen honderden Marly’s rond met een schisis.’
‘De leeftijd klopt in ieder geval.’ Mijn zus is nog steeds niet onder de indruk. ‘Ze was alleen. Haar kleren waren volgens Dawn… Nou ja, het was allemaal niet van de beste kwaliteit. Ze was magertjes, donshaar op haar onderarmen. En ehm… Haar seksuele activiteiten lijken gewelddadig te zijn geweest.’
‘O. Ach…’ Ze trekt een meelevend gezicht. ‘Maar Robbie, het wil niks zeggen. En stel dat het wel zo is, wat wil je dan doen?’
Ik haal mijn schouders nog eens op.
‘Zit er niet over in, anders blijft het je achtervolgen. Volg de protocollen, dan komt het wel goed. Meer kun je niet doen.’
‘Hm.’
‘Néé,’ zegt ze streng, waarop ik fronsend van mijn nog altijd volle kop koffie opkijk. Haar ogen zijn strak op haar scherm gericht, maar ze houdt een wijsvinger naar me op. ‘Niet doen. Niet erover inzitten.’
Ik zet de koffiekop aan de kant, want mijn pauze is afgelopen. Gelukkig heb ik zo meteen een leuk consult: nieuwe ouders met hun baby van zes weken.
Hoofdstuk 3 - Marly
Het voelt dubbel om Chelsey, die de huurbaas elke maand betaalt, mijn deel van de huur te geven. Het deel dat ik betaal met het geld van het serveren in de bar, de fooien die ik heb gekregen met mijn laag uitgesneden truitje en… Aan wat er de laatste keer na het werk gebeurde, wil ik het liefst nooit meer denken.
Ik ben niet meer naar de bar gegaan. Mede doordat Kelvin op maandag en dinsdag gelukkig geen hulp nodig heeft. We hadden afgesproken dat ik woensdag weer zou komen, maar ik wil niet meer.
Voordat ik naar mijn gynaecoloogafspraak was gegaan, was het nog één warboel in mijn hoofd. Enerzijds vond ik dat ik me niet moest aanstellen en anderzijds was ik ontzettend kwaad op mezelf omdat ik het had laten gebeuren. Ook al zou ik niet weten wat er zou zijn gebeurd als ik nee had gezegd. Van Dawn, de aardige verpleegkundige, heb ik een paar folders meegekregen. Een over anticonceptie, de ander over seksueel misbruik. De laatste heb ik niet gelezen, maar ik heb wel besloten dat ik Kelvin en zijn bar voor altijd achter me laat.
Dat betekent dus dat ik iets nieuws moet zoeken. Iets veiligs. Zolang het maar veilig is, en zolang ik maar op z’n minst de huur kan betalen, want ik sterf liever van de honger dan dat ik dakloos word.
Hm, ik betwijfel of ik er op het moment suprême nog zo over denk, maar oké. Bij wijze van spreken dan maar.
Dus. Burgers flippen. Het wordt burgers flippen. Het veiligste wat ik kan bedenken. Nu nog een locatie vinden.
Woensdagochtend sta ik op van mijn smalle bed in het iets minder smalle kamertje dat ik het mijne mag noemen. Er is een klein raampje, de wanden zijn bruin geverfd (wie bedenkt zoiets?) en in de hoek staat een kastje met persoonlijke spullen zoals belangrijke papieren. Ik heb er een sleutel van die ik altijd onder mijn kussen leg en nu in mijn broekzak stop. Boven op het kastje ligt mijn map. Mijn portfolio, noem ik het, maar in feite is het gewoon een superonofficiële map met krabbels. Ik denk dat niemand die zal stelen.
Wanneer ik mezelf in mijn skinnyjeans heb gehesen, mijn zwarte coltrui heb aangetrokken die ooit van Barb was – nee, het boeit me niet dat ik eruitzie als een oma: hij is warm en knus – mijn krullen in een knot op mijn hoofd heb gebonden en in mijn gele regenlaarzen ben gestapt, loop ik naar de woonkamer.
Ik dacht het al te horen aan de geluiden en mijn vermoeden blijkt te kloppen. ‘Goeiemorgen,’ mompel ik terwijl ik langs het bankstel loop, met een hand half voor mijn ogen zodat ik zo min mogelijk hoef mee te krijgen van Chelsey en haar sekspartner. Ze zit schrijlings op hem en doet alsof ze het heerlijk vindt. De jonge man ligt met zijn hoofd achterover op de rugleuning en ik heb geen idee of hij eigenlijk wel wakker is.
‘Morgen, knapperd!’ giechelt Chelsey.
Zo vlug mogelijk zoek ik in de kasten naar iets te eten. We hebben Honeyloops en daar pak ik een handje van. De melk met mijn naam erop is weer eens opgedronken door iemand anders; er zit letterlijk nog één slok in.
‘Uuugggghhhh!’ klinkt het achter me uit de jongen, en ik ril. Het liefst prop ik de Honeyloops in mijn oren.
Wanneer ik het idee heb dat hij op z’n minst zijn broek heeft opgetrokken, draai ik me om en drapeer mijn tas over mijn schouder. De jongen is gaan staan en gooit een klein zakje met wit poeder naar Chelsey, die het behendig opvangt.
‘Thanks, love ya!’ Ze glimlacht lieflijk naar hem.
De jongen, waarschijnlijk stoned, maakt een befgebaar naar haar, draait zich om en verlaat ons appartement.
‘Wat ga je doen?’ vraagt Chelsey die haar truitje weer over haar borsten trekt.
‘Ik ben even weg.’
‘Kun je nieuwe melk meenemen?’ Ze schudt de coke over de plakkerige houten salontafel, pakt een gebruikt rietje en snuift het op. ‘Hè, kut.’ Ze maakt een vinger nat, wrijft het poeder dat natuurlijk is blijven plakken van de tafel en stopt het in haar mond.
‘Tuurlijk,’ zeg ik zacht.
‘Oké, bye.’ Ze glimlacht vriendelijk.
‘Tot later.’ Ik glimlach zo vriendelijk mogelijk terug.
Ik ken Chelsey van een pleeggezin waarin we ooit samen zaten. Zo een waarin de ‘pleegouders’ zich opstellen alsof ze een open huis hebben waarin iedereen welkom is, maar ze in feite genieten van de toeslagen die ze krijgen, om je vervolgens hooguit twee magnetronmaaltijden per dag te geven. Voor de rest word je geacht je gedeisd te houden en op de jongere kinderen te passen.
Chelsey is drie jaar ouder dan ik en verdween op haar zeventiende. Jaren later kwam ik haar tegen terwijl ze aan de straat stond te tippelen. De straat waarin dit appartement staat, in South Bronx. ‘Kijk me niet zo veroordelend aan,’ zei ze tegen mijn geschokte gezicht. Ik woonde toen nog bij mijn laatste pleeggezin. ‘Ik ben sterk en onafhankelijk, Marly. Dat zou jij ook moeten zijn.’
Een aantal maanden later, afgelopen januari, besloot ik dat ik niet langer bij mijn pleeggezin kon blijven en kwam ik bij Chelsey en haar vrienden wonen. Ik moest toch ooit verder, hoewel ik geen idee had hoe, en wilde bovendien niet meer altijd op eieren te hoeven lopen uit angst voor mijn ‘pleegvader’. In het begin betaalde Chelsey nog voor me, maar al snel vroeg ze me om mijn eigen bijdrage te leveren, natuurlijk. Toen heb ik een tijdje in een toko gewerkt, maar die werd ’s avonds overvallen en nu is die man failliet.
Met bonkend hart negeer ik het gesis van de jongens die altijd in het portiek van ons flatgebouw staan. Ze staan er te roken voordat ze naar hun werk gaan en wanneer ze terugkomen, tot ze rond een uur of twee naar bed gaan of zo. Anderen lijken er soms 24/7 rond te hangen.
‘Marly, laat me die geile tieten eens zien…’ klinkt het zangerig achter me, en ik versnel mijn pas. ‘HEY SLET!’ schreeuwt een ander, omdat ik niet reageer. Ik begin te rennen en hoor ze achter me lachen, maar dat interesseert me niet.
Al sinds afgelopen lente ben ik ‘Marly met de geile tieten’, omdat ik een keer in een truitje liep dat inderdaad iets te klein is voor mijn flinke boezem.
Het is een minuut of tien lopen naar de Burger King van deze wijk. ‘Hi,’ zeg ik met mijn mooiste glimlach bij de kassa. Een verveelde blondine met een sneer op haar gezicht kijkt op. ‘Zoeken jullie misschien nog personeel?’
Ze snuift. ‘Sluit maar achteraan, meid.’ Dan draait ze zich om, en na een minuut ben ik er zeker van dat ze niet terugkomt en ze dus ook geen werk voor me hebben.
De McDonald’s dan maar, twee straten verder. Toen ik hier pas kwam wonen ben ik er ook een paar keer langsgegaan, maar op dat moment zochten ze niemand. Wie weet nu wel.
Maar ook bij McDonald’s krijg ik te horen dat ze niemand zoeken. Alleen zwart, een schoonmaakster, maar het verdient maar een derde van wat ik nodig heb om de huur te betalen.
Bij de volgende mag ik gelukkig mijn telefoonnummer achterlaten, maar uit ervaring weet ik dat ik waarschijnlijk nooit meer iets zal horen.
Een beetje verloren loop ik verder, ik heb vandaag toch niets te doen. Het is een half uur lopen van South Bronx naar Central Park in Manhattan. Het weer is zacht. Geen zon, maar ook geen regen, en mijn dikke trui is genoeg. Zoals altijd is het druk. Iets wat ik fijn vind aan New York: je bent er werkelijk nooit alleen. Ik heb nooit ergens anders gewoond, nooit iets anders gezien, maar ik weet gewoon dat ik niet afgezonderd zou kunnen wonen, in een hutje op de hei of zo. Het getoeter van de auto’s en het geloei van de sirenes is me vertrouwd. Het kijken naar de mensen om me heen die allemaal ergens naartoe gaan, een eigen leven leiden dat elk op z’n eigen manier interessant is, vind ik heerlijk. Ik vraag me altijd af wat iemand voor werk doet, of hij of zij kinderen heeft en wat die heeft meegemaakt.
In Manhattan, vlak bij Central Park, passeer ik opnieuw een McDonald’s. Het is bijna onmogelijk dat zij nog mensen zoeken, want als je als tiener ergens aan de bak wil komen, is het wel hier. Die plekjes zijn hoe dan ook allemaal vergeven.
Maar iets trekt me, en ik besluit het toch te proberen.
‘Hi, wat kan ik voor je doen?’ vraagt een meisje met een hijab achter de bestelbalie.
‘Zoeken jullie nog personeel? Misschien?’
‘Uh, ja! Momentje.’
Mijn hart slaat over. O, god, stel je voor! Het meisje loopt naar achteren en even later verschijnt er een blonde vrouw voor mijn neus.
En zo komt het dat ik nu een baantje heb. Zes dagen per week, van tien uur ’s avonds tot zeven uur ’s morgens. Ik ben er zo, zó blij mee. Het enige nadeel is dat ik ’s avonds in het donker door The Bronx naar mijn werk moet lopen, dus ik besluit om dat al rond een uur of zes te doen. Ik wandel door Central Park, houd mezelf warm in winkels en zit een paar uur in mijn favoriete koffietentje, Melanie’s, waar ik vroeger weleens met Barb kwam. De eigenaresse kent me van vroeger, dus ze zegt er niets over dat ik zo lang blijf zitten en alleen een kop muntthee bestel.
De eerste werknacht verloopt soepel. Ik ben ultrageconcentreerd en neem alles makkelijk in me op, en aan het begin van de ochtend sta ik zelfs al bestellingen op te nemen via de McDrive. Dit is nog beter dan burgers flippen.
Mijn nieuwe manager, Karen, is heel tevreden over me. Het is lang geleden dat ik zo’n goed gevoel heb gehad. Dat er hoop is.
Wanneer ik klaar ben en mijn trui over mijn McDonald’s-shirtje heb getrokken, knort mijn maag, want ik heb in de pauze niets gegeten. Ik krijg goed betaald – cash, gelukkig – maar niet zo goed als achter de bar bij Kelvin, dus ik moet echt op de kleintjes letten.
Er staat een aantal verkeerde bestellingen op een van de aluminiumtafels in de keuken, die mogen we meenemen. Ik zorg dat ik de eerste van mijn shift ben die naar buiten gaat, zodat ik iets fatsoenlijks mee kan nemen, en ik heb geluk. Wanneer ik buiten in de papieren zak kijk, glimlach ik bij het zien van de McMuffin en de wafel. Hoe goed kan een mens het hebben? Een baan en gratis ontbijt!
Helemaal opgetogen besluit ik naar Central Park te lopen, en daar ga ik op een bankje tegenover de vijver zitten. Een prachtige plek, en ik zit er helemaal alleen. Er zijn nog maar weinig mensen op dit tijdstip en helemaal veilig zal het natuurlijk niet zijn, maar het is ten minste licht. Ik geniet van de eerste hap. Heel even is alles goed in de wereld. De zon probeert door het dikke wolkendek aan de dag te beginnen, maar het lukt niet. Is oké, zon.
Er fietst een oude man langs die me even aankijkt. Vijf minuten later zie ik een druggie lopen en ik verstijf. Gelukkig loopt ook hij door. Nog een half uurtje, dan moeten de eerste mensen door het park komen om naar hun werk te gaan, hoop ik.
Ik ontspan een beetje wanneer ik een vrouw in legeruniform met haar Duitse herder zie lopen. Even later hoor ik snelle voetstappen achter elkaar en ik kijk naar links. Een jogger. Hij heeft zwart haar, is groot van stuk en draagt een sweater boven een korte losse sportbroek.
Ik ken hem.
Mijn hart slaat over en ineens schaam ik me. Met mijn overgebleven McDonald’s op schoot, in Central Park op een tijdstip waarop jonge vrouwen zich er niet zouden moeten bevinden. Met mijn onverzorgde voorkomen lijk ik waarschijnlijk net een zwerfster!
Hij herkent mij ook. Meteen. Hij gaat langzamer lopen – o, loop alsjeblieft door! Ik wil doen alsof ik hem niet zie, maar dat is onmogelijk, zo vlak voor mijn neus.
‘Hi,’ zeg ik dus maar tegen dokter Bailey, met een half opgestoken hand. Ik wil de papieren zak achter me verbergen.
‘Hi,’ antwoordt hij ietwat verbaasd. Hij stopt niet echt, loopt langzaam langs me heen. Hij wijst subtiel met zijn vinger naar me. ‘Marly.’
Ik glimlach. O god, hij herinnert zich serieus mijn naam! Marly crybaby, natuurlijk. Ik wil me achter het bankje verstoppen. Wat is er nou gênanter dan degene tegenkomen die tussen je benen heeft zitten wroeten?
Ook al betekende het niets voor hem.
‘Alles goed?’ vraagt hij fronsend. Hij staat bijna stil. Zijn haren zitten in de war en zijn voorhoofd glimt een beetje. Volgens mij heeft hij zich nog niet geschoren. Ik voel mijn gezicht heet worden en mijn hart slaat nogmaals over.
Ik knik. ‘Fijne dag!’
‘Ja, fijne dag,’ knikt hij met iets van een glimlach, en dan rent hij eindelijk verder. Zou hij hier in de buurt wonen? Ja, dat moet wel, als hoge middenklasse.
Een halfuur later, rond acht, besluit ik eindelijk op te staan en naar huis te gaan om wat slaap in te halen.
Hoofdstuk 4 - Marly
‘Kelvin was vannacht hier,’ zegt Chelsey. Ze staat in de deuropening van mijn kamer; ik wilde net gaan bijslapen. ‘Waar ben je de hele nacht geweest?’
‘Ik draai nachtdiensten bij de McDonald’s,’ zeg ik vluchtig, en dan: ‘Kelvin? Voor mij?’
Chelsey knikt. ‘Hij wilde weten waar je was, want je nam je telefoon niet op.’
Ik heb hem geblokkeerd, maar de helft van de tijd neem ik sowieso mijn telefoon niet op omdat er een barst in mijn scherm zit is en hij soms de veeg niet registreert.
‘Ik denk wel dat je hem uitleg verschuldigd bent, hij was pissig dat je niet was komen werken.’
Ik voel het prikken in mijn nek. ‘Ik heb hem een appje gestuurd.’ Voordat ik hem heb geblokkeerd.
‘Hm. Oké. Whatever, krullie.’ Ze zegt nog iets, maar ik versta het niet omdat ze wegloopt.
De rest van de ochtend en middag probeer ik te slapen, maar dat gaat vrij lastig omdat Chelsey mannen over de vloer krijgt. Niet alleen verkapte klanten, maar ook vrienden van onze andere twee huisgenoten: Josh en Randy. Die zijn wel oké. Altijd stoned, ik heb geen idee wat ze doen om het te bekostigen. Waarschijnlijk iets wat niet mag. Maar hoe dan ook zijn het oké jongens die niet ineens veranderen in geile malloten zodra ze stoned of bezopen zijn.
’s Avonds herhaal ik het ritueel van de avond ervoor. Ik eet een droog broodje uit de supermarkt, het goedkoopste dat ze hebben, loop rond door de winkelstraten, negeer de catcallers, staar naar de eendjes in de vijver van Central Park tot het te zeer begint te schemeren, en denk weer aan dokter Bailey die ik vanochtend hier tegenkwam. Misschien moet ik morgenvroeg maar ergens anders gaan zitten, voor het geval hij dezelfde weg neemt om te joggen… Over twee weken heb ik weer een afspraak bij hem.
De eerste helft van mijn shift verloopt even soepel als de eerste nacht. Het is makkelijk werk en ik ben gemotiveerd. Ik heb zelfs al hele fantasieën over mezelf die het hier tot manager schopt, zodat ik eindelijk iets voor mezelf kan huren in een betere buurt.
Beetje voorbarig misschien, Marly.
Dit keer is het druk ’s nachts en moet ik veel lopen; mijn plek bij de McDrive is ingepikt. Aan het einde van mijn shift ben ik dus ontzettend moe – ook omdat ik nauwelijks heb geslapen vandaag – en nadat ik mijn zwarte trui over mijn uniform heb getrokken, zie ik tot mijn teleurstelling dat er nog maar één zak staat. Niet met ontbijt, maar met verlepte kipnuggets.
Ach ja, a girl’s gotta eat.
Zoals voorgenomen ga ik ergens anders in Central Park zitten, iets dieper het park in. Nog meer afgelegen. Niet zo fijn, eigenlijk. Wel nog steeds met de vijver in de buurt…
Ik eet van mijn kipnuggets, maar geniet er minder van dan gisteren. De dag lijkt… somberder vandaag. Alsof de glans van het nieuwe er nu al af is.
De militair met de herder is er weer en ik groet haar. Ze schenkt me een vriendelijke glimlach. Ik vraag me af hoe ik het straks ga doen in de winter – hopelijk heb ik dit baantje dan nog. Misschien kan ik aan mijn manager vragen of ik gewoon in de McDonald’s mag blijven wachten tot het licht genoeg is. Of misschien kan ik nog wat extra uren doorwerken tegen een lager tarief. Hoewel, ik ben nu al behoorlijk kapot. Mijn voeten doen mega pijn in mijn regenlaarzen. Ik zou het morgen kunnen vragen, maar anderzijds wil ik niet als een dakloze overkomen bij mijn manager…
Er komt iemand aan, maar ik zie de persoon niet doordat het bankje waar ik op zit zich achter een grote struik naast het pad bevindt. Hij of zij loopt in snelle pas, maar rent niet, dus het kan niet dokter Bailey zijn.
Soms denk ik weleens dat ‘bang zijn’ de situatie juist eng maakt. Misschien helpt het om te denken dat er niets aan de hand is, dan straal ik ook geen angst uit.
Mijn ogen worden groter wanneer ik de grote man in dezelfde hardloopkleding als gisteren weer zie. Hij ademt zwaar, kijkt op zijn telefoon en heeft oortjes in, anders dan gisteren. Ik ben gestopt met ademhalen. Zou hij het zien als ik me nu verstop?
Hij stopt zijn telefoon in zijn broekzak en dan merkt hij me op. Zijn wenkbrauwen kruipen omhoog en hij haalt een oortje eruit. ‘Morgen,’ knikt hij.
Ik glimlach en hoop dat hij mijn ongemak niet ziet. De zak verstop ik achter mijn rug.
Dokter Bailey kijkt om zich heen. Hij doet een aantal stappen bij me vandaan en vraagt: ‘Gaat alles wel goed?’
‘Ja, hoor. Dank je wel.’
Hij haalt zijn andere oortje er ook uit en stopt het in zijn broekzak. ‘Niet dat het me iets aangaat, maar wat doet een jonge vrouw hier in Central Park op dit tijdstip?’ Hij fronst schattig en kijkt bedenkelijk, alsof hij zijn woorden overdenkt. ‘Ik hoop niet dat ik nu als de Grote Boze Wolf klink.’
Ik grinnik. Het gaat hem inderdaad niets aan, maar toch… Hij vraagt het aardig.
‘Eh…’ Ik wil iets zeggen, maar ik heb geen antwoord. Wat moet ik zeggen zonder mezelf voor schut te zetten?
‘Wacht je op iemand?’
Ik schud mijn hoofd.
Hij blijft me nog een paar seconden aankijken en maakt dan een verontschuldigend gebaar met zijn handen. ‘Sorry. Het is gewoon… Je bent hier geloof ik helemaal alleen. Kan ik je ergens mee helpen?’
O, nee hè. Hij denkt echt dat ik een zwerver of zo ben. Zou hij al doorhebben dat het adres dat ik heb opgegeven niet klopt?
Maar waarom zou hij daar eigenlijk naar gekeken hebben? Zelfs als hun systeem een melding heeft gekregen of zo. Zo memorabel kan ik niet zijn. Ik ben maar een patiënt uit vele andere patiënten.
‘Nou, nee, ik… Ik heb gewoon net gewerkt,’ weet ik uit te brengen. ‘Het is fijn om erna even in het park te zitten. Ik kom niet zo vaak in dit deel van New York.’
Dokter Bailey knikt. Kijkt nog eens om zich heen, voor zich uit, en gebaart dan in de richting waarnaar hij onderweg was. ‘Wil je misschien meelopen? Het is nog zo vroeg.’
Even weet ik niet hoe ik moet reageren. Ik denk dat als een andere man me dit gevraagd had, ik gemaakt zou hebben dat ik wegkwam. Maar volgens mij… is hij bezorgd. Hij kijkt ook zo bezorgd, met dat lieve, behoorlijk knappe gezicht van hem. Ik maak niet vaak mee dat mensen echt met me begaan zijn, en het heeft iets… Ik kan het niet echt benoemen.
‘Oké.’ Ik glimlach aarzelend, sta op en prop de lege zak een meter verderop in een prullenbak.
Samen lopen we verder het park door. Het is stil, en naast het feit dat ik zenuwen voel, geniet ik toch van de omgeving. Met elke stap lijkt er een zenuw te verdwijnen. Als ik me in hem had vergist, als hij een seriemoordenaar of verkrachter bleek te zijn, zou hij me vast allang ergens in een bosje hebben geduwd. Er is hier verder namelijk helemaal niemand. Er hangen niet eens camera’s.
‘Kom je hier elke ochtend?’ vraag ik om de stilte te doorbreken.
‘Bijna elke ochtend, ja.’ Hij steekt zijn handen in de zakken van zijn sweater.
‘Zou je niet om de dag moeten sporten in plaats van elke dag?’ flap ik eruit. Maar praten is beter dan de ongemakkelijke stilte.
Hij haalt een schouder op. Dit is raar. Ik loop naast mijn gynaecoloog. ‘Op een gegeven moment raakt je lijf eraan gewend. Maar vandaag was ik wel wat moe, dus dan doe ik een kleiner rondje. En ik luister muziek, anders ben ik niet vooruit te branden op dit soort dagen.’
‘Hm. Ik dacht al dat de mindere dag aan mij lag, maar volgens mij heeft iedereen er last van.’
‘Dat kan.’ Hij glimlacht zijn tanden bloot, die ongeveer helemaal recht staan. Mijn ogen glijden naar het lichte deukje in zijn kin, dat iets vlakker wordt wanneer hij lacht.
Waar kijk ik naar?!
‘Ik vind het wel lekker om actief de ochtend te beginnen. Dat houdt je opgewekt gedurende de rest van de dag, hè.’
‘Werk je elke dag in die praktijk? Of ook in het ziekenhuis?’
‘Ook in het ziekenhuis, ja,’ knikt hij. ‘Niet heel vaak, alleen op oproepbasis in het weekend, of bij onderbezetting. De praktijk is van mij en mijn tweelingzus.’
‘O, echt?’ glimlach ik. ‘Wat bijzonder. Ook dat jullie allebei hetzelfde beroep hebben.’
‘Iets met een paplepel, mijn vader is ook gynaecoloog. Inmiddels met pensioen. De praktijk was van hem.’
Ik knik langzaam.
‘En waar werk jij? Als ik dat mag vragen.’ Hij maakt er een afwerend gebaar bij. ‘Nou ja, mag wel, toch? Jij weet ook waar ik werk.’
‘Haha.’ Ik wilde het sarcastisch zeggen, maar dat is niet gelukt, en ik lach er oprecht bij. Maar mijn wangen worden warm van schaamte. Ook al slaat het nergens op, want al zou ik net zo slim zijn als hij: ik ben pas achttien – bijna negentien – en kán dus niet eens gestudeerd hebben. ‘McDonalds. Die daarachter.’ Ik wijs in de richting van mijn nieuwe baantje.
‘Oké.’ Hij laat niets van neerbuigendheid blijken. ‘De nachtdienst dus.’
Ik wil het bijna uitleggen, maar dan praat ik mijn mond voorbij.
‘Nou. Goed slapen, goed eten. Nachtdiensten zijn niet niks.’
Waar bemoei jij je mee? wil de eigenwijze Marly in mij vragen, maar ik kan het niet. ‘Zal ik doen, dokter.’
Hij lacht geruisloos. We staan stil, vlak bij een van de uitgangen. ‘Ik ga die kant op, snel douchen. Red je het alleen?’
‘Ja, hoor. Jij ook? Niet dat je beroofd wordt of zo.’ Ik vorm een lichte grijns.
Hij knikt langzaam en met een verlegen glimlach, en ik hoop dat hij snapt dat hij ook niet ‘veilig’ is in zijn eentje in Central Park, alleen maar omdat hij een man is. ‘Ik zal het in mijn achterhoofd houden. Maar ik ben wel iets groter dan jij.’
‘Dat klopt. Ik vind het erg aardig van je dat je aanbood om samen te lopen.’
‘Ga je nu wel meteen naar huis?’
Oké, je kunt ook te ver gaan hè.
‘Jep. Tot ziens. Ik heb binnenkort weer een afspraak.’
Hij kijkt even weg. ‘Ah. Oké,’ knikt hij. ‘Goed. Tot ziens, Marly.’
‘Tot ziens.’
Onze wegen scheiden zich op een lange weg. Hij gaat naar links, naar Manhattan waarschijnlijk, ik naar rechts, naar The Bronx. Na een halve minuut kijk ik nog eens om. Ik zie nog net zijn bijna zwarte haar in de verte. Hij draait zich om en ik voel een schokje in mijn maag.
Ergens vind ik dit alles een beetje raar. En toch ook weer helemaal niet. Als ik eerlijk ben, vind ik het geloof ik best fijn dat iemand zich eindelijk weer eens op die manier om mij bekommert.